Technische richtlijnen voor doortochtverlichting

1. Algemeen typebestek 005 – versie 1997

Synergrid, de federatie van de netbeheerders elektriciteit en aardgas in België heeft een typebestek opgemaakt waaraan goede verlichtingstoestellen moeten beantwoorden: Algemeen typebestek 005: Uitrustingen voor openbare verlichting  Deel II-2 Voorschriften in verband met het leveren van verlichtingstoestellen. Doel: Een zo goed mogelijke verlichtingsinstallatie bouwen met een zo hoog mogelijke energie-efficiëntie tegen een zo laag mogelijke kost.

Het typebestek 005 werd ontwikkeld door de Beroepsfederatie van de producenten en verdelers van elektriciteit in België (voorheen BFE). Hierin worden voorschriften bepaald in verband met het leveren van verlichtingstoestellen. In dit typebestek worden mechanische en fotometrische kwaliteitseisen opgesteld. Dit typebestek is lange tijd gebruikt voor de subsidiëring van de verlichting in doortochten van gewestwegen omdat doortochtverlichting gestuurd en onderhouden wordt door de netwerkbeheerder.

Sedert 1 januari 1997 wordt dit bestek gevolgd door de intercommunales waarbij ook de gemeenten aangesloten zijn. De gemeentebesturen blijven echter autonoom in de keuze van verlichtingstoestellen.

Voor het Vlaamse Gewest werd het typebestek 005 weerhouden als richtlijn voor de technische kenmerken van de verlichting in het kader van bijakte 4 en later module 4 betreffende de wegverlichting in de doortochten.

Toepassing van het typebestek 005 in een doortochtconcept

Toepassing van het lastencohier 005 in doortochten laat toe om mechanische en fotometrische kwaliteit te garanderen; de keuze van lichtpunthoogte, luminantie (of verlichtingssterkte) en lichtkleur binnen eenzelfde categorie, moet echter passen in het concept van de doortocht en kan niet eenduidig vanuit een normstelling worden afgeleid. Het is de taak van de GBC en de kwaliteitsadviseur om deze integratie te beoordelen. Deze toelichting kan hierbij een hulpmiddel zijn.

Naargelang van het soort wegen maakte “de 005” onderscheid in 4 categorieën van optische prestaties. Daarnaast moeten de verlichtingstoestellen, ongeacht de optische categorie waartoe zij behoren, voldoen aan de bouwtechnische vereisten zodat zij de nodige elektrische en mechanische veiligheid en een gemakkelijk onderhoud kunnen waarborgen.

 


Categorieën van optische prestaties

Categorie A: Verlichting van wegen voor autoverkeer
  • Toepassingsgebied : autosnelwegen, autowegen, ringwegen, wegen buiten agglomeraties enz. teneinde vlot en veilig autoverkeer mogelijk te maken.
  • De kwaliteit van de installatie zal in hoofdzaak gemeten worden op basis van de luminantie, beperking van de verblinding en de beperking van de lichtuitstraling naar boven. De kleurweergave is niet zo belangrijk.
Categorie B: Verlichting van wegen voor gemengd gebruik
  • Als toepassingsgebied worden vermeld : stadswegen, winkelstraten, gemeentecentra, residentiële wijken.
  • De kwaliteit van de installatie zal in hoofdzaak gemeten worden op basis van de luminantie en verlichtingssterkte, beperking van de verblinding, kleurweergave en beperking van de lichtuitstraling naar boven.
Categorie C : Verlichting van wegen voor lokaal verkeer met voorrang aan voetgangers
  • Bedoeld om visueel comfort te verstrekken en sociale veiligheid te garanderen.
  • Toepassingsgebied : stads- en dorpscentra, Zone 30, voetgangerszones.
  • De kwaliteit van de installatie zal in hoofdzaak gemeten worden op basis van de verlichtingssterkte, beperking van de verblinding en beperking van de lichtuitstraling naar boven. Kleurweergave is hier nog belangrijker.
Categorie D : Sfeerverlichting – Toestellen zonder spiegeloptiek of schijnwerpers voor het aanstralen van gebouwen
  • Toepassingsgebied : voetgangerszones, parken, verlichting van gebouwen.
  • De kwaliteit van de installatie zal in hoofdzaak gemeten worden op basis van de beperking van de verblinding en goede kleurweergave.

 


 

De verlichtingstoestellen bedoeld voor de doortochten vielen onder categorie B : verlichtingstoestellen voor wegen met gemengd gebruik (auto’s, tweewielers, voetgangers in stedelijke en residentiële gebieden).

Categorie C kan uitzonderlijk voor een specifiek deelgebied van de doortocht gelden. Voor de verlichting van pleinen aanpalend aan de doortocht, maar eventueel ook verweven met de doortocht of ten minste deel uitmakend van het dossier van de doortocht, komt ook categorie C in aanmerking.

Richtinggevend zijn in feite de kwaliteitscriteria weergegeven in onderstaande tabel.
Binnen de categorie B werden 5 klassen onderscheiden.

tekst7-schema1.jpg

Toepassingen in de praktijk

Binnen de doortocht werd gebruikelijk 1 tot 1.5 cd/m2 als richtwaarde gehanteerd. De verlichting op het wegvak werd gekozen in de klasse B2 of B3. De keuze kan gebaseerd zijn op het verlichtingsniveau van aanpalende wegvakken, het actuele verlichtingsniveau van de te vernieuwen verlichting alsook op basis van evaluatie van andere verlichtingsprojecten in de gemeente. Bij poorteffecten of accenten wordt een 50  % hogere luminantie of verlichtingssterkte aangeboden.

De eigenschappen van het doortochtconcept zijn bepalend voor het verloop van het verlichtingsniveau en de accenten die in de doortocht gelegd worden. Accenten ontstaan door verhoging van de luminantie naar 1.5 – 2 cd/m2 (omwille van de vereiste attentieverhoging) of verlaging van de luminantie naar 0.75 tot 0.5 cd/m2 in de aanpalende zones. Verlaging is soms noodzakelijk omwille van de integratie van wegverlichting in de omgeving (aanpassing aan de aanwezige verlichting van kunst en architectuur).

Het verlichtingsconcept wordt door de verlichtingsdeskundige vertaald in een keuze van de armaturen, lichtpunthoogten en type-opstelling(en) per gebied die beantwoorden aan de vereiste kwaliteitscriteria.
In het verleden werd voor de verschillende gebieden van de doortocht soms een toestel van een andere klasse en daarmee gepaard gaande ook een andere lichtpunthoogte gekozen op basis van deze richtlijnen. Dit leidde tot onsamenhangende verlichting. Om deze reden werd de tabel met vuistwaarden aangepast en per zone een aantal waarden tussen haakjes geplaatst zodat zowel de waarde 1 als 1.5 Cd/m2 in elke zone kan worden toegepast met uitzondering van de poorteffecten.

tekst7-schema2.jpg

Richtlijnen aan vernieuwing toe

Een aantal richtwaarden in de 005 dienden afgestemd te worden aan de Europese richtlijnen.
Op de 005 kan vanuit een actuele kijk op verlichting als commentaar geuit worden dat de klasse-indeling geen rekening hield met de categorisering van wegen en de luminantiewaarden geen rekening houden met de nieuwe Europese richtlijnen en in het bijzonder met het streven naar een betere kleurweergave (te lage CRI waarde) en beperking van de lichtpollutie (hoge UFF waarden).

Vanuit AWV wordt gesteld dat voor verlichtingsinstallaties die door AWV zelf geplaatst wordt, hogere eisen gelden voor de verblinding (TI) . Zij dringen aan om die eisen ook in de 005 op te nemen. De vraag is of het niet tijd wordt om ook de verlichting Europees te bekijken door Europese richtlijnen en keurmerken te erkennen, technologische vernieuwingen en milieu-overwegingen zoals recyclage te integreren in de keuze van verlichtingstoestellen.

Aandacht voor hemelgloed en lichtvervuiling stellen nieuwe eisen. Daarom kiest men best een toestel met een lage opwaartse lichtstroom (UFF/ULR). Voor wegen met autoverkeer is dit max. 10%. Voor straten in woonomgevingen gelden hogere waarden.
ULR < 15% voor vermogens > 150W
ULR < 25% voor vermogens < 150W

Volgens de norm CIE 150 en CIE 126 wordt het toegelaten percentage opwaartse lichtstroom afhankelijk gemaakt van het type omgeving. In Vlaanderen is het moeilijk door de dichte bebouwing om een grens tussen E2 en E3 te definiëren.

Indeling in omgevingszones voor buitenverlichting: zie www.emis.vito.be 

Beperken van hemelgloed door opwaartse lichtstroom(ULR) volgens CIE126: zie www.emis.vito.be 

In doortochten van bebouwde omgevingen is een ondergrens van 5% URL vereist op basis van omgevingszone E3. In de praktijk krijgen de netwerkbeheerders tegenwoordig toestellen aangeboden waarbij de ULR lager licht dan 3%. De toestellen zijn dus reeds aangepast.

Uplighters die volop gebruikt worden voor het aanstralen van monumenten hebben een ULR van 100% en zondigen tegen de hemelgloed. Het is niet duidelijk of monumentenverlichting en sfeerverlichting een uitzondering mogen vormen op de regel. Daarnaast draagt natuurlijk elke grondspot onder een boom, naast een muur, monument of gebouw bij tot de lichthinder. Ook het aanstralen van wanden op zich kan door reflectie nadelig zijn voor de hemelgloed.
Wanneer deze toepassingen geïntegreerd worden in de verlichting van hoofdstraten en aanpalende pleinen is het belangrijk om de negatieve effecten te beperken bijvoorbeeld door de lichtvermogens te beperken en de lichtbundeling te optimaliseren.

2. Wat betekent NBN L 18-004 (1° uitgave februari 2012) voor doortochtverlichting?

De laatste jaren is er op Europees vlak een trend ingezet om de verlichtingsniveaus naar beneden te halen. In omringende landen waren die in de jaren 90 al lager dan de Belgische.

De Belgische norm NBN L 18-004 heeft de Europese norm CEN/TR 13201-1:2004 nu verder uitgewerkt voor gewestwegen, gemeentewegen en privéwegen. Het gaat hier onder meer om de aanpassing van maximaal toegelaten luminantieniveaus in functie van de wegencategorisering .

Positief is dat rekening gehouden wordt met de categorisering der wegen. Ten opzichte van de waarden die in de doortochten werden gehanteerd op basis van de 005 is er nu een gevoelige daling van de verlichtingsniveaus.

teskt7-schema5.jpgDe NBN detailleert de lokale wegen I, II en III in de bewoordingen:
lokale verbindingsweg, lokale gebiedsontsluitingsweg, erftoegangsweg en landelijke weg.
Bij lokale III wordt onderscheid gemaakt naar bebouwingsdichtheid.

Het is duidelijk dat op basis van deze nieuwe normen een aanpassing van de verlichtingsniveaus in doortochten zich opdringt.

Onderstaande tabel is een doorvertaling van deze normen naar praktijkwaarden voor de verlichting van doortochten.

tekst7 -schema 6.jpg
Vuistwaarden voor doortochten op secundaire en lokale wegen op basis van norm NBN L 18-004

Het verlichtingsniveau mag niet meer dan 2 klassen verschil bedragen met een aanpalende zone.
In de praktijk van de doortochtverlichting worden de gevraagde luminantiewaarden verlaagd naar 1cd/m2. Voor alle lokale en secundaire wegen geldt 1cd/m2 als norm voor de bebouwde kom.
Voor de doortochten van secundaire wegen wordt dit niveau zowel bibeko als bubeko aangehouden, buiten de poorten wellicht met oranje geel licht, binnen de poorten meer en meer met wit licht.
In de toekomst zal vooral de lichtkleur de doortocht zelf afbakenen,  wat op zich een heel duidelijk onderscheid is.

Echter op de overgangsgebieden van doortochten die buiten de bebouwde kom gelegen zijn mag volgens NBN L 18-004 het verlichtingsniveau naar 0,75 cd/m2 gebracht worden op lokale wegen I en II.
Bij de indeling van een doortochtproject in centrum en overgangsgebieden wordt niet steeds gekeken naar de plaats van het agglomeratiebord aangezien vooral de bebouwde omgeving wordt beschouwd. Een doortocht kan immers ook in een bebouwde omgeving die niet door agglomeratieborden worden afgebakend. De normering die onderscheid maakt op basis van de juridische afbakening van de bebouwde kom stelt de ontwerper van het verlichtingsconcept van een doortocht van een lokale weg voor een dilemma. Welke norm hanteren voor het overgangsgebied als dit buiten de bebouwde kom zou liggen en erger nog wanneer dit deels binnen en deels buiten de bebouwde kom zou liggen? Aangezien de norm enkel minimumwaarden oplegt kan de ontwerper het algemeen niveau van 1 cd/m2 dat geldt voor het gebied bibeko voor de gehele doortocht binnen de poorten behouden en waar nodig accenten leggen met een hoger verlichtingsniveau, hij kan ook het niveau van 0.75 cd/m2 dat buiten de doortocht geldt, laten doorlopen tot aan het centrumgebied. Het is aangewezen dat de lichtvisie op gewestwegen deze interpretatiemogelijkheid integreert.

3. Lichtvisie op gewestwegen

AWV is begin 2013 gestart met een studie voor de opmaak van een lichtvisie voor gewestwegen per wegencategorie. Wanneer deze studie afgerond is zal deze informatie hier ook beschikbaar zijn. Aangezien doortochten ook gevat zijn in de lichtvisie voor gewestwegen verwachten we hierin meer informatie over de toe te passen verlichtingsnormen en hun toepassingsmogelijkheden via praktijkvoorbeelden.