De aanleg van nieuwe, ongelijkvloers kruisende, gemeentelijke fietsinfrastructuur op trajecten van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk of onder gewestwegen

Belangrijkste principes (BVR art.48/1)

Met de aanleg van de ongelijkvloers kruisende fietsinfrastructuur wordt beoogd volgende aspecten te verhogen:

  • De veiligheid en het comfort van elke weggebruiker die de fietsinfrastructuur mag gebruiken
  • De bereikbaarheid per fiets
  • Het aandeel van het fietsverkeer in de multimodale verkeersstromen.

Het betreft de ongelijkvloerse kruising van een gemeenteweg onder/boven één of meerdere gewestwegen die niet tot de aanhorigheid van de gewestweg behoort en in eigendom en beheer komt van de gemeente. Deze projecten vallen buiten het toepassingsgebied van de Samenwerkingsovereenkomst VI (of I).

De projecten zijn gelegen op trajecten van het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk. De gewestweg is een genummerde weg, in het beheer van het Agentschap Wegen en Verkeer.

Subsidievoorwaarden (BVR art. 48/1 en art. 48/2)

Het project dient te beantwoorden aan de hierboven beschreven principes.

De nieuwe ongelijkvloerse infrastructuur wordt beheerd door de gemeente.

Over de start- en projectnota of de unieke verantwoordingsnota werd door de projectstuurgroep een consensus bereikt, al dan niet met bemiddeling van de voorzitters, of de nota(’s) kregen een gunstig advies van de kwaliteitsadviseur voor zover het advies werd aangevraagd voor 22 juni 2019..

Subsidiebedrag

Het Gewest betaalt een subsidie van 100% van de kostprijs van de studie- en toezichtskosten en de kosten voor de werken (BVR art. 48/1).

Wanneer het project op basis van een andere grondslag een subsidie wordt toegekend, wordt het subsidiebedrag waarin op basis van deze regeling is voorzien, beperkt tot het verschil tussen de subsidie die is toegekend op de andere grondslag, en de subsidie die toegekend is op basis van deze regeling (BVR art. 36).

Het subsidiebedrag bedraagt maximaal het bedrag van de kostenraming in de projectnota waarover consensus werd bereikt of dat gunstig werd geadviseerd, verhoogd met 10%. Het subsidiebedrag wordt aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen en wordt berekend aan de hand van de volgende formule: subsidiabel bedrag vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer, gedeeld door het basisindexcijfer. Het basisindexcijfer is het indexcijfer van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de projectstuurgroep een consensus heeft bereikt over de projectnota of de unieke verantwoordingsnota van het project, al dan niet met bemiddeling van de voorzitters, of van de maand die voorafgaat aan de maand van het advies van de kwaliteitsadviseur. Het nieuw indexcijfer is het indexcijfer van de maand die voorafgaat aan de datum van de voorlopige oplevering van het project. (BVR art. 41)

Definitie van de kostprijs

De kostprijs omvat (BVR art. 48/1§2):

  1. de studiekosten, namelijk de kosten voor:
    1. de opmaak van de start- en projectnota of de unieke verantwoordingsnota,  met inbegrip van de kosten voor de opmaak van de plannen of bestekken die daarvoor noodzakelijk zijn en de uitvoering van de nodige opmetingen;
    2. de samenstelling van het technische gedeelte van de dossiers voor grondverwerving;
    3. de samenstelling van het dossier voor de omgevingsvergunning;
    4. de begeleiding van de gunningsprocedure voor de werken;
  2. de toezichtskosten, namelijk de kosten voor:
    1. het werftoezicht, met inbegrip van de proefkosten ;
    2. de voorlopige en definitieve oplevering;
  3. de kosten voor de werken volgens de inschrijvingsprijs van de aannemer, in voorkomend geval te vermeerderen met de prijsherzieningen, verrekeningen, meer- of bijwerken. De volgende werken zijn inbegrepen:
    1. de voorbereidende werken, de opbraakwerken en de grondwerken aan de bermlichamen waarin de fietsinfrastructuur wordt aangelegd, in voorkomend geval met inbegrip van de bouwkundige verbetering van de ondergrond, met uitsluiting van eventuele meerkosten die verbonden zijn aan een bodemsanering;
    2. de aanleg en de uitrusting van de fietsinfrastructuur die bij het te bouwen kunstwerk aankomt: onderfundering, fundering, verharding en signalisatie;
    3. de aanleg en de uitrusting van de fietsinfrastructuur: pijlers, landhoofden, funderingen, tunneldak en -wanden, tunneltoeritten, kwartkegels, taludplaten en brugstructuur;
    4. in voorkomend geval, de afdekking van de strook tussen het aankomende fietspad en de rijbaan, inclusief de verharding, de levering en de aanplanting van het groen en de levering en de plaatsing van noodzakelijke scheidende veiligheidselementen in die strook;
    5. de herstelling van de strook tussen de fietsinfrastructuur en de rooilijn, met uitzondering van bomen en struiken;
    6. de constructie van kantopsluitingen, de straatgoten en de waterslikkers in de straatgoten inbegrepen;
    7. de aanpassing, verplaatsing of aanleg van een waterafvoersysteem voor hemelwater dat kan bestaan uit bermsloten, daarin begrepen de duikers, draineersleuven of RWA-rioolleidingen, met inbegrip van toebehoren. In geval van nieuw aan te leggen RWA-rioolleidingen komt alleen het deel van de kosten in aanmerking in verhouding tot de waterafvoer die afkomstig is van de fietsinfrastructuur;
    8. de aanleg van pompkelders, pompinstallaties en de afvoer van water uit de tunnel;
    9. in het kader van de vernieuwing of de aanpassing van de DWA-riolering: het op de juiste hoogte brengen van de bovenbouw van bestaande inspectieputten in de verharding van de fietsinfrastructuur en de levering en de plaatsing van geschikte riooldeksels;
    10. de verlenging van dwarse duikers of onderbruggingen onder de fietsinfrastructuur;
    11. de plaatsing van beschermmiddelen, zoals paaltjes en hekken, die dienen om oneigenlijke gebruik van de fietsinfrastructuur te voorkomen;
    12. het aanbrengen van werfsignalisatie en omleidingssignalisatie tijdens de uitvoering van de werken;
    13. in voorkomend geval de bronbemaling tijdens de aanleg van de infrastructuur;
    14. de aanpassing van de kruispunten, ingevolge de aanleg van de fietsinfrastructuur, ter hoogte van uitmondende zijstraten. Het betreft de heraanleg van de verharding of de ophoging van de verharding ter hoogte van de kruispunten;
    15. de aanleg en de uitrusting, waar nodig, van gelijkvloerse fietsoversteekplaatsen;
    16. het voorzien in functionele verlichting van wegen die voorbehouden zijn voor fietsverkeer, zowel op de aankomende fietsinfrastructuur als op de fietsbruggen en in de fietstunnels en tunneltoeritten.

Als de studies en/of het toezicht met eigen personeel van de gemeente worden uitgevoerd, wordt de subsidiabele kostprijs ervan beperkt tot de kosten die berekend zijn tegen de voorwaarden voor opdrachten van raadgevende ingenieurs van de Belgische Confederatie van burgerlijke en landbouwkundige ingenieurs (KVIV-FABI), die geldig zijn vanaf 1 januari van het jaar waarop ze zijn gemaakt. (BVR art. 42)

De volgende kosten zijn niet subsidiabel in het kader van de subsidiëring van projecten (BVR art. 41§2):

  1. de levering en plaatsing van nieuwe voetpaden en het onderhoud ervan;
  2. de levering en plaatsing van straatmeubilair met inbegrip van fietsenstallingen en het onderhoud ervan;
  3. de levering en aanplanting van groen en overige verfraaiingskosten;
  4. de kosten die verbonden zijn aan de aanleg of aanpassing van nutsleidingen, met inbegrip van de aanleg of aanpassing van de riolering;
  5. de kosten die verbonden zijn aan de levering en plaatsing van schuilhuisjes voor het geregeld vervoer;
  6. de studiekosten voor het materiaal en de werken, vermeld in punt 1° tot en met 5°;

Subsidieaanvragen

De subsidieaanvraag gebeurt in drie schijven (BVR art. 48/1§3 en art. 48/2).

De eerste schijf  heeft betrekking op het bedrag van de studiekosten en de helft van het inschrijvingsbedrag van de aannemer en wordt betaald bij de betekening van de opdracht aan de aannemer van de werken. De aanvraag voor de eerste schijf omvat:

  1. informatie over de aanvrager, met inbegrip van het rekeningnummer waarop de subsidie moet worden gestort (de subsidie kan enkel worden uitbetaald aan de gemeente);
  2. de identificatie van het project;
  3. een financiële afrekening die de schuldvordering omvat;
  4. een kopie van de gunningsbeslissing van de gemeenteraad en de overeenkomst met de opdrachtnemer;
  5. de betaalbewijzen met betrekking tot de studiekosten (zie definitie kostprijs).

De tweede schijf heeft betrekking op het saldo van de kosten van de werken, de toezichtskosten, de eventuele prijsherzieningen en verrekeningen, meer- of bijwerken wordt betaald na de voorlopige oplevering van de werken. De aanvraag voor de tweede schijf omvat:

  1. informatie over de aanvrager, met inbegrip van het rekeningnummer waarop de subsidie moet worden gestort (de subsidie kan enkel worden uitbetaald aan de gemeente);
  2. de identificatie van het project;
  3. een financiële afrekening die de schuldvordering omvat en de betaalbewijzen met betrekking tot de kosten van de werken, de toezichtskosten, de eventuele prijsherzieningen en verrekeningen, meer- of bijwerken (zie definitie kostprijs),;
  4. een kopie van het proces-verbaal van voorlopige oplevering.

De derde schijf wordt uitbetaald na de definitieve oplevering van de werken en omvat het saldo van het ereloon van de studiekosten. De aanvraag voor de derde schijf omvat:

  1. informatie over de aanvrager, met inbegrip van het rekeningnummer waarop de subsidie moet worden gestort (de subsidie kan enkel worden uitbetaald aan de gemeente);
  2. de identificatie van het project;
  3. een financiële afrekening die de schuldvordering omvat en de betaalbewijzen met betrekking tot het saldo van het ereloon in het kader van de studiekosten (zie definitie kostprijs);
  4. een kopie van het proces-verbaal van definitieve oplevering.

De subsidieaanvragen worden ingediend bij het Agentschap Wegen en Verkeer, voor praktische informatie kunt u terecht bij contracten.awv@mow.vlaanderen.be.