Fietsinfrastructuurprojecten gelegen op trajecten van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk langs wegen die niet onder het beheer van het Vlaams Gewest vallen (Fietsfonds en niet-Fietsfonds)

Belangrijkste principes (BVR art.48/3 en art. 49)

Met de uitbouw van de fietsinfrastructuur wordt  beoogd volgende aspecten te verhogen:

  • De veiligheid en het comfort van elke weggebruiker die het fietspad mag gebruiken
  • De bereikbaarheid per fiets
  • Het aandeel van het fietsverkeer in de multimodale verkeersstromen.

Het bovenlokale functioneel fietsroutenetwerk is een wensbeeld voor gemeentegrensoverschrijdende fietsinfrastructuur in het Vlaamse Gewest. Het bovenlokale functionele fietsroutenetwerk verbindt woonkernen en attractiepolen, met name zones van tewerkstelling, van onderwijs, van handel, van sport en cultuur en mobiliteitsknooppunten.

Om de aanleg van fietssnelwegen en andere fietsinfrastructuur van het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (BFF), gelegen langs wegen die niet onder het beheer van een Vlaams agentschap vallen, te stimuleren, voorziet de Vlaamse Regering subsidies. De subsidieregeling werd op 12 maart 2018 nog verder uitgebreid. De subsidies van het Vlaamse Gewest worden in de meeste gevallen aangevuld met provinciale subsidies (zie subsidiebedrag).

  1. De projecten die in aanmerking kunnen komen, hebben zowel betrekking op de aanleg van nieuwe fietsinfrastructuur als de verbetering van bestaande infrastructuur:
    de aanleg van nieuwe fietsinfrastructuur;
  2. de verbreding van een eenrichtingsfietspad van minder dan anderhalve meter breed;
  3. de verbreding van een tweerichtingsfietspad van minder dan drie meter breed;
  4. de vervanging van een tweerichtingsfietspad door de aanleg van eenrichtingsfietspaden per rijrichting van minimaal anderhalve meter breed;
  5. de omvorming van een aanliggend fietspad tot een gescheiden fietspad, waar de verkeersomstandigheden dat noodzakelijk maken;
  6. de aanleg van fietssnelwegen die de minister aanwijst.

De fietssnelwegen vormen de ruggengraat van het BFF. Het gaat om 119 trajecten, in totaal ongeveer 2.500 km fietssnelwegen (zie ook deze indicatieve kaart ), die grotendeels gelegen zijn op gronden die niet door Vlaanderen worden beheerd. Fietssnelwegen genieten een bijzondere subsidieregeling. Daarom legt een Ministerieel Besluit de lijst van Vlaamse fietssnelwegen vast. Het Vlaams Gewest subsidieert voor deze infrastructuur ook de studie- en toezichtskosten en de verwerving van gronden. Voor fietssnelwegen zal de samengevoegde subsidie (Vlaams Gewest + provincie) meestal neerkomen op een subsidie van 100%.

Het gebruik van de term 'fietsinfrastructuur' laat ook ruimere toepassingen toe, zoals fietswegen, fietsstraten, enz ...

Subsidievoorwaarden (BVR art. 48/3, art. 48/4 en art. 50)

Het project dient te beantwoorden aan de hierboven beschreven principes.

De her in te richten of aan te leggen infrastructuur wordt beheerd door de gemeente.

Over de start- en projectnota of de unieke verantwoordingsnota werd door de projectstuurgroep een consensus bereikt, al dan niet met bemiddeling van de voorzitters, of de nota(’s) kregen een gunstig advies van de kwaliteitsadviseur voor zover het advies werd aangevraagd voor 22 juni 2019.

Subsidiebedrag

Sinds 2006 werken de Vlaamse Overheid en de provincies samen, onder de noemer Fietsfonds, om fietsinfrastructuur gelegen op het BFF op gemeentewegen te subsidiëren. Via het Fietsfonds krijgen de gemeenten minstens 90% subsidies voor de aanleg van fietspaden langs gemeentewegen. 50% komt van het Vlaamse Gewest en minstens 40% van de provincie. In de praktijk betaalt de provincie 90 of 100% van de subsidie uit aan de lokale overheid. De provincie krijgt nadien 50% van de subsidies terug via het Vlaamse Gewest. De gemeenten betalen desgevallend de overige 10% en de niet-subsidieerbare kosten.

De subsidie heeft betrekking op de kosten voor de werken en bij fietssnelwegen bijkomend op de kostprijs van de studie- en toezichtskosten en voor de eventuele verwerving van gronden (BVR art.49).

De gemeente kan meer informatie over deze subsidies en het indienen van de subsidieaanvraag terugvinden bij de provincie via deze websites:

In bepaalde gevallen zal de provincie u informeren dat voor uw specifiek project de provincie een afwijkende subsidieregeling hanteert of een subsidie uitsluit. Deze projecten kunnen wel nog in aanmerking komen voor een Vlaamse subsidie, onder de noemer niet-Fietsfonds. Het Gewest betaalt een subsidie van 50% van de kosten voor de werken en bij fietssnelwegen bijkomend 50% van de kostprijs van de studie- en toezichtskosten en voor de eventuele verwerving van gronden (BVR art. 48/3).

Wanneer het project op basis van een andere grondslag een subsidie wordt toegekend, wordt het subsidiebedrag waarin op basis van deze regeling is voorzien, beperkt tot het verschil tussen de subsidie die is toegekend op de andere grondslag, en de subsidie die toegekend is op basis van deze regeling (BVR art. 36).

Het subsidiebedrag bedraagt maximaal het bedrag van de kostenraming in de projectnota waarover consensus werd bereikt of dat gunstig werd geadviseerd, verhoogd met 10%. Het subsidiebedrag wordt aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen en wordt berekend aan de hand van de volgende formule: subsidiabel bedrag vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer, gedeeld door het basisindexcijfer. Het basisindexcijfer is het indexcijfer van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de projectstuurgroep een consensus heeft bereikt over de projectnota of de unieke verantwoordingsnota van het project, al dan niet met bemiddeling van de voorzitters, of van de maand die voorafgaat aan de maand van het advies van de kwaliteitsadviseur. Het nieuw indexcijfer is het indexcijfer van de maand die voorafgaat aan de datum van de voorlopige oplevering van het project. (BVR art. 41)

Definitie van de kostprijs

De kostprijs omvat (BVR art. 48/3§3 en art. 49§3):

  1. de studiekosten voor de realisatie van de fietsinfrastructuur op fietssnelwegen, namelijk de kosten voor:
    1. de opmaak van de start- en projectnota of de unieke verantwoordingsnota,  met inbegrip van de kosten voor de opmaak van de plannen of bestekken die daarvoor noodzakelijk zijn en de uitvoering van de nodige opmetingen;
    2. de samenstelling van het technische gedeelte van de dossiers voor grondverwerving;
    3. de samenstelling van het dossier voor de omgevingsvergunning;
    4. de begeleiding van de gunningsprocedure voor de werken;
  2. de toezichtskosten bij de realisatie van de fietsinfrastructuur op fietssnelwegen, namelijk de kosten voor:
    1. het werftoezicht, met inbegrip van de proefkosten;
    2. de voorlopige oplevering;
  3. de kosten die gemaakt zijn door de gemeente voor de verwerving van de gronden die nodig zijn voor de realisatie van de fietsinfrastructuur op fietssnelwegen;
  4. de kosten voor de werken volgens de inschrijvingsprijs van de aannemer voor de uitvoering van de volgende werken:
    1. de voorbereidende werken, de opbraakwerken en de grondwerken aan de bermlichamen waarin de fietsinfrastructuur wordt aangelegd, in voorkomend geval met inbegrip van de bouwkundige verbetering van de ondergrond, met uitsluiting van eventuele meerkosten die verbonden zijn aan een bodemsanering;
    2. de aanleg en de uitrusting van de fietsinfrastructuur: onderfundering, fundering, verharding en signalisatie;
    3. de afdekking van de strook tussen het fietspad en de rijbaan, inclusief de verharding, de levering en aanplanting van het groen en de levering en plaatsing van noodzakelijke scheidende veiligheidselementen in die strook;
    4. de herstelling van de strook tussen de fietsinfrastructuur en de rooilijn, met uitzondering van bomen en struiken;
    5. de constructie van kantopsluitingen, de straatgoten en de waterslikkers in de straatgoten inbegrepen;
    6. de aanpassing, verplaatsing of aanleg van een waterafvoersysteem voor hemelwater dat kan bestaan uit bermsloten, daarin begrepen de duikers, draineersleuven of RWA-rioolleidingen, met inbegrip van toebehoren. In geval van nieuw aan te leggen RWA-rioolleidingen komt alleen het deel van de kosten in aanmerking in verhouding tot de waterafvoer die afkomstig is van de fietsinfrastructuur;
    7. de vernieuwing of de aanpassing van de DWA-riolering is niet subsidiabel, met uitzondering van de kostprijs voor het op de juiste hoogte brengen van de bovenbouw van bestaande inspectieputten in de verharding van de fietsinfrastructuur en de levering en plaatsing van geschikte riooldeksels;
    8. de verlenging van dwarse duikers of onderbruggingen onder de fietsinfrastructuur;
    9. kunstwerken langs, over of onder gemeentewegen, verlaten spoorwegen en onbevaarbare waterlopen;
    10. beschermmiddelen, zoals paaltjes en hekken die dienen om oneigenlijk gebruik van de fietsinfrastructuur te voorkomen;
    11. het aanbrengen van de bovenlaag van de fietssuggestiestrook over een beperkte lengte en alleen als projectonderdeel van de aanleg van een volwaardig fietspad;
    12. werfsignalisatie en omleidingssignalisatie tijdens de uitvoering van de werken;
    13. de aanpassing van de kruispunten, ingevolge de aanleg van de fietsinfrastructuur, ter hoogte van uitmondende zijstraten. Het betreft de heraanleg van de verharding of de ophoging van de verharding ter hoogte van de kruispunten;
    14. de aanleg en de uitrusting, waar nodig, van gelijkvloerse fietsoversteekplaatsen;
    15. het voorzien in functionele verlichting van wegen die voorbehouden zijn voor fietsverkeer.
      Bij fietsstraten komen de kosten, vermeld in  4°, a) en de onderfundering en fundering, vermeld in, 4°, b), niet in aanmerking voor subsidiëring.

Als de studies en/of het toezicht met eigen personeel van de gemeente worden uitgevoerd, wordt de subsidiabele kostprijs ervan beperkt tot de kosten die berekend zijn tegen de voorwaarden voor opdrachten van raadgevende ingenieurs van de Belgische Confederatie van burgerlijke en landbouwkundige ingenieurs (KVIV-FABI), die geldig zijn vanaf 1 januari van het jaar waarop ze zijn gemaakt. (BVR art. 42)

Subsidieaanvragen Vlaams Gewest (niet -Fietsfonds)

De subsidieaanvraag gebeurt in twee schijven (BVR art. 48/3§4 en art. 48/4).

De eerste schijf heeft betrekking op het bedrag van de studiekosten en de kosten die gemaakt zijn door de gemeente voor de verwerving of onteigening van de gronden, in het geval van fietssnelwegen, en de helft van de kosten van de werken volgens het inschrijvingsbedrag van de aannemer. Deze wordt betaald bij de betekening van de opdracht aan de aannemer van de werken. De aanvraag voor de eerste schijf omvat:

  1. informatie over de aanvrager, met inbegrip van het rekeningnummer waarop de subsidie moet worden gestort (de subsidie kan enkel worden uitbetaald aan de gemeente);
  2. de identificatie van het project;
  3. een financiële afrekening die de schuldvordering omvat;
  4. een kopie van de gunningsbeslissing van de gemeenteraad en de overeenkomst met de opdrachtnemer, zowel voor de werken als voor de studie (bij fietssnelwegen);
  5. de betaalbewijzen met betrekking tot de studiekosten (bij fietssnelwegen, zie definitie kostprijs);
  6. de betaalbewijzen van de kosten voor de verwerving van de gronden (bij fietssnelwegen, zie definitie kostprijs), incl. een kopie van de onteigeningsplannen, een kostenstaat van de onteigeningen, een verantwoording (berekening) van het subsidiebedrag.

Voeg bij deze aanvraag ook:

  • een overzicht van de totale kostprijs met berekening van het subsidiebedrag;
  • een kopie van de ontwerpplannen.


De tweede schijf heeft betrekking op  het saldo van de studiekosten en de toezichtskosten, in het geval van fietssnelwegen, en het saldo van de kosten van de werken met de eventuele prijsherzieningen en verrekeningen, meer- of bijwerken. Deze wordt betaald na de voorlopige oplevering van de werken. De aanvraag voor de tweede schijf omvat:

  1. informatie over de aanvrager, met inbegrip van het rekeningnummer waarop de subsidie moet worden gestort (de subsidie kan enkel worden uitbetaald aan de gemeente);
  2. de identificatie van het project;
  3. een financiële afrekening die de schuldvordering omvat en de betaalbewijzen met betrekking tot de kosten van de werken;
  4. een financiële afrekening die de schuldvordering omvat en de betaalbewijzen met betrekking tot de studie – en toezichtskosten (bij fietssnelwegen, zie definitie kostprijs);
  5. een kopie van het proces-verbaal van voorlopige oplevering.

Voeg bij deze aanvraag ook:

  • een verantwoording van eventuele meer- of bijwerken;
  • de geactualiseerde meetstaat uit het dagboek der werken;
  • een kopie van de as-built plannen;
  • een overzicht van de totale kostprijs met berekening van het subsidiebedrag.

 

De subsidieaanvragen worden ingediend bij het Departement Mobiliteit en Openbare Werken op één van de volgende manieren:

  • aangetekend
  • of elektronisch verstuurd
  • of tegen ontvangstbewijs afgegeven